Hoofdinhoud

PSM is een manier om een ingewikkeld vraagstuk aan te pakken, de complexiteit te omarmen en het toch werkbaar te houden. Projectleider William Voorberg: "Bij complexe vraagstukken zoek je niet naar dé oplossing, maar naar een oplossing in combinatie met een aantal voorwaarden, waar waarschijnlijk nog een andere oplossing boven of onder zit. Biodiversiteit in sloten lijkt misschien simpel op te lossen: de boer laat de sloot en de kanten gewoon een tijdje met rust. Maar of de boer het zich kan veroorloven om die sloot met rust te laten, heeft te maken met allerlei factoren. Kan hij het terrein bijvoorbeeld wel missen als hij rendabel wil blijven? Dat is de economische factor. Wordt hij wellicht met de nek aangekeken door zijn omgeving omdat hij in de winter zijn sloot een ‘rommeltje’ laat zijn? Dat is de culturele factor. Of mag hij van het Waterschap de sloten misschien helemaal niet biodivers maken, omdat dat de waterdoorstroming te veel belemmert? Want elk extra plantje leidt tot minder doorstroming.” 


Probleemsysteem opbouwen

“Middels PSM proberen we het probleemsysteem op te bouwen: welke factoren bepalen of een sloot biodivers gaat worden? En welke factoren beïnvloeden die factoren?" Als zoveel mogelijk factoren in beeld zijn, is de vraag hoe de factoren zich tot elkaar verhouden. “Zo hopen we feedbackloops te ontdekken”, aldus Voorberg. “Een eenvoudig voorbeeld van een negatieve feedbackloop is als een boer wil bijdragen aan biodiversiteit, maar de supermarkt te weinig betaalt om dat mogelijk te maken. Dat is een simpele. Soms zijn die loops moeilijk te onderscheiden en supercomplex.

Ook hopen we erachter te komen welke factoren zelf invloed uitoefenen en welke factoren onder invloed staan van andere factoren. En hoe dat komt. Zo kunnen we inschatten of het beleid zich wel richt op de juiste zaken. Stel: we focussen ons beleid op een verdienmodel en gaan boeren compenseren voor het biodiverser maken van sloten. Maar dan blijkt dat maar drie procent van de sloten in dat gebied geschikt is voor het biodiverser maken, omdat de meeste een doorwateringsfunctie hebben. Dan weet je dat het beleid zich op het verkeerde aspect richt. Dat soort zaken hopen we te ontdekken.” 

De 4 stappen van Participatory System Mapping

 

  1. Identificeren van factoren die van invloed zijn.
  2. Bepalen of factoren direct of indirect van invloed zijn.
  3. Analyseren wat voor soort relaties er tussen deze factoren bestaan en of die positief of negatief zijn. 
  4. Systeem in kaart brengen, detecteren feedbackloops en factoren die van invloed zijn of zelf onder invloed staan.

Appels en peren vergelijken: ja graag

Voorberg benoemt twee grote voordelen van werken met PSM. “In de eerste plaats kun je appels met peren vergelijken. Je kunt biologische, economische, culturele, institutionele en fysieke factoren samenbrengen. Daarnaast kan je relaties ontdekken en daarmee de complexiteit rechtdoen. Wat gebeurt er als we ons beleid bijvoorbeeld op dat verdienmodel richten? Wat zijn de effecten daarvan, welke factoren beïnvloeden elkaar en hoe kansrijk is het beleid?”

 

Zo complex als de vraagstukken zijn, zo eenvoudig is de methodiek in de uitwerking. “De sessies met de actoren doen we simpelweg met grote sheets waar we post-its met factoren op plakken”, vertelt Voorberg. “Die voeren we vervolgens in softwareprogramma Gephi in. Daarmee kunnen we relaties berekenen. Gephi maakt de complexiteit inzichtelijk, maakt routes inzichtelijk en detecteert feedbackloops.” De eenvoud van het post-it’s plakken is volgens Voorberg een belangrijke factor. “Mensen moeten het gevoel hebben dat ze alles kunnen zeggen. Het moet dus heel laagdrempelig zijn. De hele truc is om het simpel te houden.”