Farm Frites koerst samen met telers naar duurzame toekomst
De aardappel staat in de top drie van meest geteelde voedselgewassen ter wereld. En het is een van de groenste gewassen als het gaat om de uitstoot van broeikasgassen en waterverbruik. Maar het kan altijd beter vinden ze bij Farm Frites. Dat doet de aardappelgigant door de telers mee te nemen in kennis en inzet van regeneratieve landbouw.
Regeneratieve landbouw is een manier van landbouw die voedselproductie combineert met natuurherstel. Dirk Peters, sustainability specialist agro bij Farm Frites schetst het belang ervan. “We zien in de hele breedte van de akkerbouw, maar vooral in de aardappelteelt, dat de opbrengsten omlaag gaan. Dat komt door de grote uitdagingen waar we voor staan.
De grootste is klimaatverandering, waardoor we geconfronteerd worden met meer droge teeltseizoenen en heftige regenperioden. Beide zorgen voor lagere opbrengsten en meer kansen op misoogsten. Daarnaast hebben de telers te maken met steeds meer wet- en regelgeving rond zaken als waterkwaliteit, stikstofproblematiek en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. En we verwachten dat er ook meer regelgeving gaat komen om de achteruitgang van biodiversiteit te keren. Dit alles bij elkaar kan tot gevolg hebben dat er veel minder aardappelen komen uit onze teeltregio’s. Dan hebben we hier wel prachtig mooie fabrieken staan, maar niet voldoende aardappelen om te verwerken.”
De geschetste ontwikkelingen zijn voor Farm Frites reden om het Future Farming Program op te zetten. Doel van het programma: anders telen, mét instandhouding van de opbrengsten. Hens Gunneman is duurzaamheidsmanager bij Farm Frites en al sinds de start van de Groene Cirkel Duurzame Fritesketen de kartrekker voor zijn organisatie. Hij legt uit dat het programma drie sporen kent. “Het eerste kun je samenvatten als kennisuitwisseling en kennisontwikkeling. We gaan onder meer met individuele telers om de tafel om samen met hen na te denken wat voor hun specifieke bedrijf goede maatregelen kunnen zijn. Daarnaast richten we een paar demobedrijven in waar we testen wat wel en wat niet kan. We gaan daar met telers en andere relevante partijen kennis uitwisselen en inspiratie opdoen. Om te beginnen in Nederland, later ook in België, Duitsland en Frankrijk.”
Integraal meten
Het tweede spoor is het monitoren van de voortgang en resultaten van genomen maatregelen. “Daar zetten we de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw (BMA) voor in,” vervolgt Dirk. “Dat is een tool die is ontwikkeld door een conglomeraat van organisaties uit de akkerbouw, wetenschap en natuurorganisaties en gefinancierd door het landbouwministerie. Op basis van acht KPI’s (kritieke prestatie-indicator) op vier thema’s (bodem, water, biodiversiteit, klimaat) kun je met de BMA meten of maatregelen daadwerkelijk effect hebben. Het mooie van dit instrument is dat je ermee integraal, over het gehele akkerbouwbedrijf kijkt. Akkerbouw is complex, want het kent een grote variëteit aan gewassen: één bedrijf teelt zelden of nooit maar één gewas. Met dit KPI-instrument kunnen we er eenduidigheid in brengen. Voordeel is ook dat de hele sector dezelfde termen hanteert. Het idee is dat je als bedrijf elk jaar de monitor uitvoert zodat je de opeenvolgende scores kunt vergelijken. Wij gaan dan met de boeren aan tafel: waar zitten verbeterpunten. Op basis daarvan maken we een plan.”
Gestapelde beloningen
Het derde spoor in het Future Farming Program is het belonen van de telers als zij goede resultaten boeken. Hens legt uit: “Als een teler beter wil scoren op een of meer KPI’s dan zal hij daar iets voor moeten veranderen in de bedrijfsvoering. Ik noem maar wat: minder diesel gebruiken of omschakelen naar groenbemesting. Hoe dan ook, het zal gevolgen hebben voor de kostprijs. Dat is een drempel om tot verandering over te gaan. Daarom koppelen we er beloningen aan vast. Dat kan in financiële zin zijn, denk aan gunstige leningen, maar het kan bijvoorbeeld ook zijn dat een teler die goed presteert op duurzaamheidsgebied meer ruimte krijgt in bestaande regelgeving. Denk aan een tijdelijke ontheffing op een beregeningsverbod.”
“Daarom is samenwerking met andere partijen belangrijk,” vult Dirk aan. “Met andere akkerbouwafnemers, bijvoorbeeld van de suikerbietenteelt, maar ook met gemeenten, provincies en waterschappen. Samen kunnen we tot gestapelde beloningen komen, want we kunnen dit als Farm Frites niet allemaal zelf op de schouders nemen. Maar we geloven wel dat regeneratieve landbouw de oplossing is voor de problemen zoals we die aan het begin van ons verhaal hebben geschetst. In samenwerking met de keten, de wetenschap en de overheid. Daarom past het partnerschap met Groene Cirkel Duurzame Fritesketen goed bij ons. Dat verbreedt het perspectief en geeft een extra fundering qua kennis en ontwikkeling. En wij kunnen de data uit het Future Farming Program weer teruggeven aan de markt en de overheid, want uiteindelijk hebben we allemaal hetzelfde doel: de toekomst in met een vitale én duurzame landbouw.”